1 Ster2 Sterren3 Sterren4 Sterren5 Sterren (4 stemmen, gem. 4,00 van 5)

Ik mocht mij 14 dagen niet wassen (24): wurgseks -1

“Het is hier wel gezellig geloof ik,” zei Bella. “Jammer dat het verhaal van Roodkapje nu zijn dubbele bodem kwijt is.” Wij wisten natuurlijk al lang dat we werden afgeluisterd, want privacy hadden wij naakte aapjes niet in onze kooi.
“Kunnen jullie geen toegangsgeld voor ons vragen?” vroeg Begonia, die dat in haar moeders bedrijf in Bangkok wel had meegemaakt. “Ik voel me prima zonder privacy en ik kick erop als ik bekeken word.”
Wij vielen haar bij, maar snapten ook wel dat dat het einde van de business zou betekenen. Eigenlijk was het al gevaarlijk om bij het luchten publiek toe te laten.

De dag was nog niet om, en toen Bella Amaryllis’ kut en billen weer met een plastic schraper in de babykleur had gezet, begon Amaryllis weer eens één van haar idiote verhalen te vertellen.

“Ik zie er nu uit als een heks, alleen de bezemsteel ontbreekt, en ja, mijn kut is nu schoon voor seks met de duivel. Maar in één van mijn vorige levens, zo’n 250 jaar geleden, ben ik echt en soort heks geweest.”
“Ben je dan ook op de brandstapel terecht gekomen?” vroeg Caspar ongelovig.
“Ja zo iets, denk ik, maar ik herinner me dat niet zo precies,” zei Amaryllis, “dus luister maar.

Ik was toen de kleindochter van een koning, ik weet niet meer van welk land. Ik heette Marieken, maar dat doet er niet zoveel toe. Mijn moeder Odilia, de koningsdochter dus, was smoorverliefd geworden op een operazanger met de naam Halewijn. Ze wilde dus met hem mee door Europa trekken, want ze had helemaal geen zin om aan een of andere machtsbeluste prins te worden verkocht om voor haar familie andere koninkrijken in de wacht te slepen. Maar ze was braaf opgevoed, dus vroeg ze haar vader om toestemming: “Nee, want Halewijns bruiden komen nooit meer terug,” en toen haar moeder, “Nee, want Halewijns bruiden komen nooit meer terug,” toen haar oudste zuster, “Nee, want Halewijns bruiden komen nooit meer terug,” en tenslotte haar broer de toekomstige koning: “Ja, als je maar terugkomt en niet met hem neukt.” Dat laatste was natuurlijk een dronkemansbelofte, want ze was nog geiler dan Roodkapje, eh, Roodkutje. Zij trok toen sexy kleren aan: een lange dunne zijden jurk, die ze strak om haar lijf drapeerde en die tot de enkels reikte, want vrouwen droegen toen geen ondergoed. Ze zette een diadeem op haar blonde haren en trok goudleren rijlaarsjes aan, en zo sprong ze op haar witte paard.

Zij verliet over de ophaalbrug het koninklijk slot, zingend en klingend met de bellen op het paardentuig, om Halewijn te lokken. Na een paar uur zag zij hoe Halewijn haar bij de ingang van een holle weg op een zwart paard opwachtte, in een prachtige bontmantel, het was nogal frisjes, en met een zwaard op zijn linkerheup. Zij reed de holle weg op en Halewijn sloot die achter haar af, zodat ze geen andere kant meer op kon. Zo reden ze veertien uren door, terwijl ze operaduetten zongen. Tenslotte passeerden ze een beekje en kwamen op een galgenveld met een stel beukenbomen in een cirkel. Daar hingen veertien meisjes in een strop aan de onderste takken. Want: Halewijns bruiden komen nooit meer terug.

“Wie met mij neukt, betaalt met haar leven,” zei Halewijn, “je mag kiezen of je wilt hangen, verdrinken of onthoofd worden. Ik doe aan wurgseks, dus als je dat niet overleeft hoef je niet meer te kiezen.”
“Niet zo’n haast,” zei mijn moeder, “Eerst neuken we de lijken van de bomen, en dan zien we wel verder, al ligt mijn hoofd dan bij mijn voet.” Dat vond Halewijn goed, hij pakte haar bij de billen van haar paard en vlijde haar neer in een dikke laag bloedrood mos. “Je bent de veertiende die haar hoofd verliest, maar je krijgt er wel eerst waar voor.” Het was al bekend dat Halewijn een seriemoordenaar was, maar beroemdheden hadden ook toen al machtige beschermers, zodat ze ongestoord hun gang konden gaan. Hij zag ook nog kans om de erfdelen van al die konings- en burgerdochters te bemachtigen, zodat hij schatrijk was geworden.

Odilia trok gauw haar jurkje uit, want bloedvlekken zijn lastig te verwijderen, en liet zich met alleen laarsjes aan en de benen wijd achterover in het mos vallen. Halewijn dook op haar, zijn lul boven haar gezicht, en greep Odilia bij de billen, zette zijn tanden in haar venusbult en stak zijn tong in haar spleet.
“Je bent mijn negenenzestigste prooi,” gromde hij. “Opschepper,” zei Odilia, “ik ben hooguit de tweeënveertigste,” en zij zoog zijn vlezige dolk haar mond in, die snel opzwol. Hij kroop toen als een eikels zoekend everzwijn over haar heen om zijn dikke dolk tussen haar spleet, eh, schede te kunnen schuiven en zijn prooi te verslinden. Hij greep haar bij de hals terwijl haar bloed haar klit liet zwellen, en zorgde dat zij niet stikte, want onthoofden vond hij leuker. En zij had eerst uitgebreid haar longen volgezogen. Zij overleefde dus de wurging en beiden kwamen ronkend klaar. Terwijl zijn sperma nog op het mos droop sprong Halewijn overeind om zijn tribuut te incasseren. Odilia lag wijdbeens op haar rug, zodat dat een gemakkelijk klusje leek. Maar zij zei:
“Je kunt beter je mantel uitdoen, want bloed van een meid, dat spuit heel wijd, en anders krijg je er bloedspatten op.” Dat was een nuttige opmerking, dus hij legde zijn zwaard op het mos om zijn mantel uit te kunnen doen. Snel schoot Odilia overeind en griste het zwaard uit de schede. Terwijl Halewijn voorzichtig zijn bontmantel over een struik hing, sloeg Odilia spiernaakt zijn hals van zijn schouders. Van de spanning piste ze haar blaas leeg over Halewijns hoofd. Maar haar jurk was mooi schoon gebleven.

Halewijns moeder was een heks, en haar zoon had toverkunsten geërfd. Het hoofd in het mos kon dus nog praten:
“Neem mijn hoorn en blaas erop, zodat mijn vrienden mij kunnen begraven.”
“Nee natuurlijk niet,” zei Odilia, “moordenaars raad voer ik niet uit.”
“Haal dan een pot met zalf onder het meest verse lijk vandaan en smeer die over mijn rode hals, met een ravenveer,” zei Halewijns hoofd.
“Nee natuurlijk niet,” zei Odilia, “moordenaars raad voer ik niet uit.”

Odilia pakte het hoofd bij de haren en waste het bloed uit in het heldere water van de beek. Toen poetste zij de spermaresten van haar bovenbenen en trok haar jurk weer aan. Zij besteeg haar schimmel, nam het zwarte paard bij de teugels en hing Halewijns zwaard en de hoorn aan de zadelknop. Zijn hoofd nam zij op schoot en zo ging zij op weg naar huis. Toen kwam zij Halewijns moeder tegen, die haar vroeg of zij haar zoon had gezien.
“Uw zoon, die is gaan jagen, Halewijn komt nooit meer terug.”
“Hij had je moeten verdrinken,” zei de moeder. Toen blies zij op haar eigen hoorn, zodat Halewijns vrienden hem konden redden.

Maar Odilia gaf haar paard de sporen en reed in zeven uren terug naar huis. Bij de gracht blies zij op Halewijns hoorn, als een man, maar omdat de vrienden haar achtervolgden deden vader en broer de brug niet naar beneden. Want Halewijns vrienden waren angstwekkend machtig. Toen sprong Odilia met paard en al in de gracht en duwde met Halewijns zwaard de zitplank uit de plee die boven de slotgracht hing. Haar moeder hees haar daardoor naar binnen, zodat haar mooie jurk toch nog vies werd. Zij hielden niettemin een groot banket, het hoofd werd op de tafel gezet.

Na afloop regelde haar vader een reliekschrijn, liet daar het hoofd in opbergen en verkocht het met een vervalst echtheidscertifcaat als de schedel van Sint Capitanus, een obscure heilige, aan een Franse kathedraal. Talloze vrome pelgrims kwamen hem vereren. De kathedraal verdiende er massa’s geld mee, waarmee zij een nieuwe, eikelvormige spits op de toren liet zetten.

Een paar weken later bleek mijn moeder zwanger te zijn van mij. Vanwege haar heldendaad was ze toch nog een redelijk aantrekkelijke huwelijkspartner, en ze trouwde later een beetje beneden haar stand met graaf Priapus van Pikkardië in Frankrijk. Ik was toen al een jaar of twee en had de naam Marieken gekregen, om de familie van Halewijn te pesten. Mijn moeder vermoedde namelijk dat Halewijns moeder met de duivel had geneukt, en die had slechte ervaringen met moeder Maria. Priapus wilde alleen geen heksenkind als stiefdochter, en mijn moeders familie en dus ook die van mij wilde geen risico nemen. Daarom stuurden ze mij toch naar de familie van mijn vader, naar Halewijns moeder de heks. Eén keer per jaar mocht ik een week bij mijn moeder logeren, en van mijn moeder en mijn grootmoeder heb ik dus flarden van dit verhaal gehoord. Mijn grootmoeder zei natuurlijk niet dat Halewijn een seriemoordenaar was geweest, en dat sprekende hoofd heeft alleen mijn moeder mij kunnen vertellen. Halewijns moeder erfde het vermogen van Halewijn. En ik was dus de schatrijke erfdochter van Halewijn.”

Dat was een spannend verhaal, Caspar vroeg nog wat er met het zwaard was gebeurd.
“De laatste keer dat ik bij mijn moeder logeerde heeft ze dat aan mij gegeven,” zei Amaryllis, “en ze beweerde dat het eigenlijk het zwaard Excalibur van koning Arthur was. Maar dat geloofde ik niet.” Maar zij had nog bijna niets over haar eigen vorige leven verteld. Dat moest maar tot morgen wachten. Er was nog heel wat tijd over om te deps’n, dus daar gaven wij ons nu aan over.

Ik mocht mij 14 dagen niet wassen (25): slaafjes halen

“Ik groeide dus voornamelijk op bij mijn grootmoeder Hersilia de heks. Ze leerde mij allerlei toverkunsten, zoals hoe je seks kon hebben met duivels of met iedere man die je maar wilde. En hoe je dat kon doen zonder kinderen te krijgen, want de pil bestond nog niet en condooms waren toen ook al niet spannend. Een heel belangrijke kunst was een vermomming waarmee je belagers van je lijf kon houden. Dat was een mantel met de naam Disphahin, waarvan alleen de halsband te zien was in de ruststand, dus als de eigenaar zichtbaar was.

Natuurlijk vroeg ik haar ook wat er waar was van de geschiedenis die ik van mijn moeder had gehoord, en wat de hoorn, de zalf en de ravenpen hadden kunnen betekenen.
“Kun je dat zelf niet bedenken?” vroeg ze, en ik kreeg dus geen antwoord.
“Wie was eigenlijk de vader van Halewijn?” maar ook daar kreeg ik geen antwoord op. Had ze wel met de duivel geneukt? Daar had een heks toch trots op moeten zijn? Daarom zei ik kwaadaardig dat mijn moeder Halewijn eigenlijk maar een loser had gevonden, want het was toch zonde dat al die afgeslachte meiden aan de bomen of in de grond bedorven waren.
“We hadden vlees genoeg,” bromde Hersilia, “dat hadden we helemaal niet nodig.”

Ik maakte ook kennis met mijn vaders vrienden. Hij had nog een broer, Gosselijn, die dus mijn medeërfgenaam was, twee halfzussen Adriaantje en Anna (die hadden ooit ridder Blauwbaard onschadelijk gemaakt, ook al zo’n loser), een vriend Masscheroen en één met de gewone naam Jan Alberts, een wat oudere man die mij altijd een beetje al te liefdevol aankeek. Toen ik er de leeftijd voor had, heb ik een hoop pret met ze gemaakt. Eigenlijk jammer dat mijn vader niet meer mee kon doen.

We deden alleen niet aan poepseks bij gebrek aan preventie en medicijnen. We dachten toen dat ziekten door kwade dampen werden verspreid, en daardoor was poep natuurlijk verdacht. Met plasseks lag dat anders. In die tijd dronken bijvoorbeeld zeelui elkaars pis als het schone water en het bier op waren.

Omdat ik op mijn achttiende al veel seks had gehad was mijn waarde op de huwelijksmarkt flink gedaald, en heksengebroed stond niet bepaald hoog in aanzien, al was heksenverbranding uit de mode. Ik maakte dus kennis met de buurman, een slager die Moenen heette, een schat van een man, en trouwde hem. Natuurlijk bleven Anna en de vier anderen deelnemen aan onze uitspattingen. Moenen leerde me hoe riskant en opwindend wurgseks was. Dat deed ik alleen met hem en niet met de andere drie, want die vertrouwde ik niet genoeg.

Oma overleed in een Walpurgisnacht, 30 april, met allemaal duivels om haar heen, die haar dansend en neukend naar de andere wereld hielpen. Waar ze haar lijk gelaten hebben weet ik niet. Toen kon ik dus over de helft van Halewijns fortuin beschikken. Ik wilde het allemaal beter doen dan mijn ouders en besloot dus dat ik al dat geld nuttig zou besteden.

Ik boekte een reis op een schip naar Tunis en voorzag mij van een vrijgeleide van de Bey om niet zelf te worden gekidnapt. Ik was toen ook al hoogblond en dat was dus gevaarlijk, zelfs met Moenen en Gosselijn erbij. Voor de zekerheid nam ik wel de onzichtbaar makende vermomming mee, de mantel Disphahin.

Op de slavenmarkt van Tunis wilde ik seksslaven kopen. Op bevel van de koopman, die er met een zweep naast stond, kleedden er een stuk of tien in de vereiste leeftijdsgroep van rond de zestien jaar zich angstig uit. Ik begon met de keuring door hun in de billen en dijen, en de meiden in de tieten te knijpen. Ik controleerde of ze helder en gezond uit hun ogen keken, of ze geen schurft hadden en keek hun gebit na en hun voetzolen. Ik drukte hun handen opzij om onder de gordel zorgvuldig op geslachts- en andere ziekten te controleren en liet ze bukken om in hun kontgat te kunnen kijken, of ze wormpjes hadden. De drie jongens kregen prompt een erectie. Ze mochten ook niet besneden zijn: puur natuur dus.

Zo selecteerde ik er dus zes in totaal: een paar exotische donkere meiden, namelijk een bruine, Indisch ogende en een echt zwarte negerin, en een blanke meid met zwarte haren die ergens uit een vissersdorp was gekidnapt. Verder drie leuke jongens: een gekaapte roodharige sproetige lichtmatroos zonder familie om hem vrij te kopen, een panterzwarte Soedanees en een getinte met een Arabisch uiterlijk, met een ringbaardje.
De handelaren exporteerden blonde meiden naar de markt van Istanboel, waar vooral de maagden recordprijzen opbrachten, dus een schattig blondje kon ik er niet bij krijgen. Er was wel een blonde te koop, duidelijk geen maagd, maar een gekaapte scheepshoer, die uit eigen beweging haar rok optilde en Gosselijn en Moenen haar kut en billen showde in de hoop naar Europa te worden getransporteerd. Die lieten wij staan omdat zoveel initiatief tot hinderlijke ontsnappingspogingen kon leiden.

Voor de terugweg had ik een Tunesisch schip gehuurd met bemanning, want slavenhandel was in Europa verboden en dat moest ik dus helemaal zelf illegaal regelen. Natuurlijk zouden ze proberen ons en onze koopwaar te kidnappen en opnieuw te verkopen, want de vrijgeleide gold alleen voor de stad en niet voor de reis. Daarom hadden we de mantel Disphahin nodig en een koperen olielamp, die Moenen op de markt had gekocht.

Om de beginnen neukte ik voor de zekerheid met de kapitein. Maar hem beviel ik zo goed, dat hij dacht een nog hogere prijs voor mij te kunnen vangen, al was ik geen maagd meer. Neuken leverde dus geen veiligheid op, maar alleen hebzucht, en werkte averechts. Daarom trok ik snel Disphahin aan en verdween uit het zicht. Maar onzichtbaar piste ik hem nog wel even vol in zijn gezicht. De pis werd op een voet afstand van zijn huid zichtbaar, net voordat hij werd ondergesproeid. Ik vertrok ongezien uit de kajuit en voegde me bij Moenen.
Moenen poetste op diverse plaatsen op het schip over de olielamp en dan trok ik Disphahin uit. Als de zeebonken hun handen naar mij uitstaken verdween ik weer. Natuurlijk probeerden ze de lamp af te pakken van Moenen, maar Moenen liet zien dat de lamp alleen op zijn eigen magische krachten reageerde. Als bijvoorbeeld de bootsman of zelfs Gosselijn poetste, hield ik Disphahin natuurlijk aan.

Toch liet ik me de kans om met een paar echte zeebonken te neuken niet ontgaan. Wij organiseerden dan ook een heuse gangbang: die piraten dachten in totale verrukking een blonde djinn te naaien. Daardoor liet de bemanning ook onze koopwaar ongemoeid, want ik putte ze volledig uit. Maar zij hadden zoveel ontzag en angst voor ons gekregen dat ze ons en onze koopwaar opgelucht in Marseille hebben afgeleverd. Daar wachtte Jan Alberts ons in een grote gesloten koets op en zo reden we in een dag of wat naar huis.

Onderweg hebben we onze aanwinsten al van hun kleren ontdaan, die zouden ze niet meer nodig hebben. De zes vonden dat vreselijk, ook het beeldschone negerinnetje en de Soedanees, die toch geen echte kleren gewend waren. Ze zaten in een hoekje met de knieën opgetrokken te kniezen. Om de pas gekochte slaafjes te leren wat hun plaats was in de pikorde pisten we onderweg niet in een plee of in de berm, maar uitsluitend over hun tepels. We lieten ze daarvoor in een kringetje op hun knieën om ons heen zitten, en één van ons zwaaide daarbij met de paardenzweep. We poepten niet over ze, dat heb ik al verteld. Ze hadden een hoek van de koets uitgekozen om zelf te plassen en te poepen, daar bemoeiden we ons niet mee.

Bij thuiskomst reden we de koets door de dubbele deuren de grote schuur in achter de slagerij, waar wij een grote kooi op een vlonder hadden klaargezet, met een stevig slot en een poepgat in een hoek. Daar stond een emmer onder. Onze eigen plee was buiten, dus dat was eigenlijk wel gerieflijk voor ze. We pakten de meiden één voor één bij de nek en kutlippen, en de jongens bij nek en ballen, en wie tegenstribbelde kreeg drie vingers in zijn kont. Zo dumpten we ze in de kooi, waar ze weer in een hoekje kropen. We gaven ze geen namen, de jongens kregen een oneven en de meiden een even nummer, de donkersten het laagste nummer. We hadden de nummers in hun schouders kunnen branden of tatoeëren, maar daar waren ze te mooi voor, dat vonden we zonde.

Natuurlijk kregen ze zowel tijdens als na de vermoeiende en inspannende reis goed te eten en te drinken, we wilden zo veel en zo lang mogelijk plezier van ze hebben. Dat was dus puur eigenbelang.

De volgende dag hebben we een kleine orgie gehouden in de schuur, om onze thuiskomst te vieren en om onze aanwinsten te laten zien met welk doel ze waren aangeschaft. Onze zes naakte maatjes lieten we nog niet meedoen, die moesten toekijken. Anna, Adriaantje en ik hingen onze kleren aan de hanebalken van de schuur, en Gosselijn, Masscheroen en Jan Alberts deden hetzelfde. Moenen ging eerst de poepemmer van onze slavenmenagerie legen. De zes jonkies zaten als dierentuinaapjes in hun kooi met grote ogen naar ons te kijken en bleven stil in hun hoekje zitten.

Ik mocht mij 14 dagen niet wassen (26): wurgseks – 2

Wij zevenen rekten ons staande en wijdbeens uit, zodat de aapjes goed konden zien dat we helemaal naakt zonder kut-, ballen-, en konthaar waren. Die onderbegroeiing hadden we verwijderd, niet alleen omdat dat er uit zag als mooi klassiek marmer, maar ook om de schaamluis te bestrijden. We hadden wat bankjes neergezet, zodat we niet op de tegelvloer hoefden te neuken. Gosselijn, Masscheroen en Jan Alberts gingen daarop zitten, trokken ons, de drie meiden, op hun knieën en zoenden ons stevig op de tieten. Toen lieten wij onze kutten uitzuigen met onze ellebogen op hun dijen en de bovenbenen over hun schouders, terwijl wij de drie lullen in onze monden tongden. Moenen hielp ons daarna successievelijk op de grond, wij besprongen de mannen wijdbeens, alsof we op een schommel zaten, zogen hun tongen uit de mond en met zijn zessen tegelijk kwamen we klaar, Moenen bovendien in mijn kontgat.

Tijd voor het volgende bedrijf. Masscheroen en Gosselijn haalden nummer 1, de zwarte jongen, uit de kooi en legden hem op zijn rug op een bankje. Hij gilde en spartelde eerst tegen uit angst dat hij gecastreerd zou worden, maar kreeg al snel in de gaten dat dat niet zou helpen. Ze spoten een kledder scheerschuim over zijn ballen en duwden zijn knieën tegen zijn borstkas om ook zijn bilspleet te kunnen bespuiten. Na een minuutje kwam het scheermes erbij en werden de haren en de luizen van zijn lijf gehaald. Daarna werd hij, duidelijk opgelucht, weer in de kooi geduwd. Nummer 2 was de zwarte meid die dezelfde behandeling kreeg en meteen meewerkte, omdat ze had gezien dat ze niet besneden zou worden.

Toen wilden we eerst een showtje zien om zelf weer op krachten te komen. We haalden dus nummer 1 weer uit de kooi en maakten de twee duidelijk dat ze elkaar moesten bespringen. Dat ging niet gemakkelijk op commando, de jongen kreeg hem niet zo maar overeind. Anna ging hem daarom pijpen, terwijl ik voor de zekerheid die gladde zwarte kut ging afsabbelen, met de lul van Moenen nog in mijn gat. Toen duwden we de jongen op zijn rug en pootten de meid op zijn stijve wortel, waarna ze kreunend klaar kwamen. Masscheroen en Gosselijn trokken ze van elkaar af, smeerden hun kontgaatjes in met haarlemmerolie, pakten hen beiden bij de heupen en duwden hun rabarberstelen in hun soepele rose kontgaatjes. Zo wisten ook de andere vier kooinakies wat er van ze verwacht werd.

Of ze het daarmee eens waren, vroegen we niet, ze hadden als blote eigendommen niets in te brengen. En ook spraken we elkaars taal niet. Onderling was er tussen de zes evenmin communicatie mogelijk, alleen met handen, voeten, en loshangende onderdelen. Meiden 2 en 4 lieten door met hun billen en tieten te zwaaien al zien dat ze eieren voor hun geld kozen: het stockholmsyndroom werkte al bij hun, al kenden we dat begrip toen nog niet.

Wat ik nu vertel, lijkt binnen een dag gebeurd te zijn, maar in werkelijkheid hadden we daar wel een paar weken voor nodig, want zo superpotent zijn mannen en jongens alleen in pornoverhalen. Vrouwen en jonge meiden zijn onvermoeibaar, als ze eenmaal de smaak te pakken hebben, dat is algemeen bekend.

Nummer 6, de blanke meid, had wat extra tijd nodig, ze heeft nog een paar nachtjes in haar hoekje mogen sippen. De negerjongen, nr. 1, was de schaamte al voorbij, en probeerde ons duidelijk te maken dat hij het blanke meisje wilde naaien. Dat mocht niet van Jan Alberts, die oude gek wilde eerst zelf zijn kunsten op haar uitproberen.

Na een paar dagen werd ze dus uit de kooi gehaald en schoongeschoren, en Adriaantje likte en tongde haar pruim op oorlogssterkte. Ze voelde wel aan wat er te gebeuren stond en piste van angst haar blaas leeg. Jan Alberts liet haar pis over zijn opstijvende staaf sproeien, en terwijl Anna en Adriaantje haar bij de oksels vasthielden, pakten Moenen en ik haar bij de knieën, zodat Jan Alberts gemakkelijk kon inpluggen. Dat leek wel verkrachting, maar omdat een slavin niets in te brengen had, voelden wij dat niet zo. Wij hadden haar toch eerlijk gekocht? Natuurlijk kwam ze klaar onder Jan Alberts’ ferme uithalen. Wilden Gosselijn en Masscheroen ook nog? Nee, die wilden eerst de negerin neuken, en daarom mocht nummer 6 lekkend, huilend en willoos weer naar de kooi terug.

Daar werd ze door de zwarte nummer 1 opgevangen, die troostend zijn armen om haar heen sloeg en haar op de kooibodem vlijde. Hij trok zijn voorhuid van zijn rose eikel en drukte die in haar kleverige gleuf. Ze liet hem lamgeslagen begaan. Die zou de volgende keer wel uit zichzelf meewerken, dachten we.

Nummer 3 en 5, de Arabier en de lichtmatroos, hadden kennelijk vrede met hun toestand en wilden dus zo veel mogelijk hun sekslusten botvieren. Die twee wilden nu over de blanke meid heen, maar wij vonden dat zij het eerst maar moesten verdienen. Zij lieten zich dus gewillig scheren, smeerden zelf de haarlemmerolie in hun kontgat en boden die in de bokstand aan de vier mannen aan. Masscheroen offerde zich op, hij had eerst het zwarte meisje nummer 2 willen naaien, maar drukte nu zijn worst heen en weer stappend om beurten in de beide wijd open anussen, de bruine 3 en de sproetige blanke 5, tot hij in één van de twee schokkend en spuitend klaarkwam. Ondertussen nam Gosselijn het negerinnetje onderhanden. Toen ze heet genoeg was nam hij haar billen op zijn handen en haar dijen op zijn heupen. Hij sandwichte haar van voren en Jan Alberts pulkte zijn pretspuit achterlangs tussen haar billen.

In de tussentijd was de zwarte jongen klaargekomen met de blanke slavin, en zouden de Arabier en de lichtmatroos hun loon mogen incasseren. Adriaantje en Anna wilden echter eerst van hun stijve stelen genieten, en omdat A en A alle twee blank en ook nog blond waren werkten ze daar graag aan mee. Het blanke slavinnetje had deze keer nog rust. Niet dat ze de keus had natuurlijk.

Moenen en ik waren van deze activiteiten erg heet geworden. Ik ging dus op een bankje liggen en trok Moenen over me heen. Hij propte onmiddellijk zijn pook in mijn potkachel en begon als een smidsbalg bij het aambeeld over mij te pompen. Hij kneedde mijn billen en zoende mijn tieten, greep me tenslotte bij mijn hals en drukte mijn slagader dicht. Ik werd high en precies toen mijn klit opzwol liet hij los, zodat mijn orgasme pas na vijf minuten langzaam verslapte. Het zweet brak me aan alle kanten uit, zodat ik drijfnat werd en afkoelde, en ik kreeg er geweldige rillingen bij. Moenen piste me daarom weer warm, en liet zich helpen door de Arabier en de lichtmatroos, zodat ik een uitgebreide warme douche kreeg. De twee slaven kregen zo iets terug voor hun inschikkelijkheid: ze mochten over de bazin pissen. Plat op je rug vang je meer vliegen dan met een zweep.

Wij wisten dat wurgseks een riskant seksbedrijf was, je kunt als vrouw gemakkelijk stikken of je nek breken. Maar anders dan bij vadertje Halewijn was dat beslist niet de bedoeling. Het risico namen we dus.

O ja, de douche kenden we toen nog niet, alleen met de brandspuit werd gesproeid. Wij zevenen gingen wekelijks in een grote tobbe. De slaafjes lieten we met water slepen en een vuurtje onder een grote ketel maken, naast een pomp op de goed afgesloten binnenplaats. Als wij klaar waren mochten zij zich wassen, het water was dan al behoorlijk afgekoeld en er dreven vieze zeepvlokken op.

Ik mocht mij 14 dagen niet wassen (27): wurgseks – 3

De volgende dag besloot ik dat ik als eerbetoon aan mijn mogelijke afkomst als een ware duivelin door alle mannen en jongens zou worden gegangbangd en gesandwicht, naar hun keuze in mijn kut of kontgat. Lullen leegzuigen vond ik normaal gesproken niet zo nuttig: daar krijg je geen orgasme van als vrouw, en pijpen deed ik alleen bij een man die hem zelf niet omhoog kreeg. Maar dat hoort wel bij een echte gangbang, dus ook mijn mond zou gevuld worden. Ook de drie jongens-kooinakies moesten meedoen. Het Indisch-bruine meisje nummer 4 had nog helemaal geen beurt gehad. Dat kon dus mooi in één moeite door, terwijl de zwarte nummer 2 en de blanke 6 moesten helpen met de massage. Zeker voor nummer 6 zou het leerzaam worden.

We legden wat strozakken op de grond die de drie jongensslaafjes moesten vullen, en gooiden er zeildoek over heen, want er was nattigheid te verwachten.
De Indische en ik gingen op onze rug op het zeildoek liggen. Haar kuthaar en ook mijn eigen stoppels werden in de scheerzeep gezet en weggepoetst, zodat we allebei goed glad waren voor de ontvangst van zeven man.

Jullie weten we hoe een gangbang werkt, dus ik zal het kort houden.

Nummer 4 ging op haar rug liggen, ze had wel in de gaten wat er van haar werd verwacht, en ze leek er ook wel zin in te hebben. Zelf ging ik op mijn knieën zitten met mijn gat naar achter. Jan Alberts mocht onder mij mijn kut genieten, begon al vast mijn tieten te masseren en te zoenen, en sjorde zich met twee handen aan mijn billen omhoog. Moenen nam mij in mijn kontgat, ik had zo nog twee handen en mijn mond vrij. Links trok ik aan het spuitstuk van de roodharige lichtmatroos en rechts liet Masscheroen zich behandelen. De zwarte lul van nummer 1 nam ik in mijn mond, hij ging er vol in.

De Arabier mocht genoeglijk in de kont van het goudbruine meisje 4 spoken, ze ging ruggelings boven op hem liggen met de dijen in spagaat en de knieën omhoog. Gosselijn nam haar van voren in bezit. Meer jongens waren er niet, dus de zwarte en de blanke meid mochten de Arabier helpen met het betere kneedwerk. De blanke hoopte zo misschien de dans te ontspringen. Gosselijn begon voorzichtig de Indische op te wrijven, het zwarte meisje kneep hem daarbij in zijn eikel en wreef tegelijk met haar vingers het Indische klitje op. Daar was ze goed in, de Indische genoot ervan en moedigde Gosselijn kronkelend aan. Toen zette Gosselijn zijn handen om haar hals en de nek om zichzelf en haar wurgend over de top te jagen.

Maar in mijn ooghoek zag ik dat Gosselijn zich onbeheerst mee liet slepen en een soort pyromanenblik in zijn ogen kreeg. Hij drukt haar hoofd achterover op de schouder van de Arabier. Dat ging helemaal verkeerd, zag ik, ik probeerde alarm te slaan, maar het lukte niet met die dikke zwarte lul in mijn mond. Terwijl ik de lul uit mijn mond probeerde te drukken greep de negerjongen mij alleen maar steviger bij mijn hoofd, zodat ik bijna stikte in zijn eikel. Moenen had ook in de gaten dat er iets niet klopte, maar het was al te laat: een korte droge tik verried dat de beeldschone goudbruine Indische haar nek gebroken was. Gosselijn spoot zijn ballen in haar buik leeg, en kwam toen overeind met een wezenloos triomfantelijke blik in zijn ogen.

De twee andere meiden en de Arabier waren zich te pletter geschrokken en zaten er verdwaasd naast. Min of meer gelijktijdig kwamen Moenen, Jan Alberts en de zwarte jongen klaar, Masscheroen en de lichtmatroos moesten maar even wachten. Moenen stelde vast dat Gosselijn zijn broer Halewijn, de lustmoordenaar, achterna was gegaan. Hij was dan wel voor de helft eigenaar van het meisje, maar dat gaf hem niet het recht de anderen van hun plezier te beroven. Tijd voor naknuffelen was er trouwens niet, eerst moesten we deze calamiteit oplossen. We konden het lijk niet ordentelijk afvoeren en begraven, want juridisch bestond ze niet. Wat we met Gosselijn aan moesten wisten we ook niet zo gauw, dat was van later zorg. Natuurlijk bood hij aan om volledig op eigen kosten een nieuwe slavin aan te schaffen, maar ook dat was van later zorg.

Maar wij zaten nu met een slachtoffer. In een flits herinnerde ik mij dat mijn moeder mij ooit had verteld van de meiden die door mijn vader waren vermoord. Ze waren zo maar opgehangen aan boomtakken, en mijn moeder had dat maar een stomme streek gevonden, wat een loser. Die gedachtenflits bracht de oplossing voor het moment.

“Moenen,” zei ik, “doe je werk: noodslachting.” Gelukkig konden de vijf overlevende slaven dat niet verstaan. Sperma nadruipend brachten Moenen, Jan Alberts en ik het lijk naar de slagerij, terwijl Masscheroen en de vijf slaven Gosselijn in de houdgreep hielden. Vervolgens is hij in het turfhok opgesloten. Moenen slachtte meisje 4 als een varken, eerst bond hij haar met de enkels vast op een ladder en zette die omhoog om het bloed eruit te laten lopen. Toen sneed hij haar met het geschikte mes van kut tot hals open, zoals je ook op het schilderij van wijlen de gebroeders De Witt kunt zien, en zo verwijderde hij de ingewanden die haar vlees konden bederven. De botten en andere oneetbare delen hebben we verbrand. Normaal gaf Moenen dat soort onderdelen aan de honden, maar het risico dat iemand bijvoorbeeld een mensenbot zou herkennen wilde hij niet lopen.

De dagen erna hadden wij en onze slaven heel apart vlees bij de maaltijd. Ik bakte het goudbruin, bijna tot dezelfde kleur als haar huid was geweest. Het was niet zo veel vlees, want een volwassen tiener is nu eenmaal niet gefokt als vleesvarken. Volgens mij hebben de twee negertjes wel geproefd dat het geen kalfs- of varkensvlees was, maar de andere drie hadden niets in de gaten. Ze was best lekker, al was het wel zonde. We hadden veel meer plezier van haar goudbruine lijf kunnen beleven, dan van haar niertjes en karbonaatjes: een malse kut is beter dan een malse biefstuk van de haas. Moenen heeft ook uitstekende pasteitjes en worsten van haar gemaakt. Die gebruikten we als dildo’s en buttpluggen, voordat we ze opaten, en de pasteitjes waren een lekker glijmiddel bij elk gebruik van de anus. De nummers 1 en 2 durfden niet te protesteren, maar deden mee, ik denk als een soort overlevingsmechanisme, alweer het stockholmsyndroom, zouden we tegenwoordig zeggen.

Gosselijn mocht dus niet meer meedoen en hij kreeg ook geen meidenvlees te eten. We konden hem zonder gevaar voor onze slafelijke lusten ook niet aan het gerecht of het dolhuis overleveren; ongetwijfeld zou hij terechtgesteld zijn, maar onze slavenhandel was ook illegaal, en die wilden we niet missen. We voerden Gosselijn degelijk, ik voelde me net de heks van Hans en Grietje. Toen de Indische op was, hebben we hem uit het hok gehaald en de negerin op zijn pik gezet. Toen hij begon te spuiten heb ik mijn voet op zijn hals gezet en zijn nek gebroken, zoals de heilige Maria op de duivel; ik heette tenslotte Marieken. Vervolgens heb ik met het zwaard van zijn broer Halewijn zijn hoofd afgeslagen, heeft Moenen de slachting afgemaakt en hem uitgebeend. We hebben ook hem samen opgegeten. Hij had als volwassen man wat meer vlees dan de Indische tiener, maar hij was wel taaier. Net als bij de Indische hebben we de oneetbare delen opgestookt. Misschien is hij wel gereïncarneerd als Jack the Ripper.

Van Gosselijns erfenis hebben we in Tunis een nieuwe goudbruine Indische gekocht. Op de thuisreis hebben Moenen, Masscheroen en ik haar de plichten van een seksslavin geleerd. We neukten alle drie met haar, ik ook, al was zij noch ik lesbisch.

Na thuiskomst hielden we weer een orgie. Ook de bleke nummer 6 was nu door de gemoedelijke Jan Alberts opgeleid. Ze had intussen als een tijgerin de Arabier en de andere twee slaafjes genoten. Ze had gezien wat er met Gosselijn was gebeurd en daardoor begrepen hoe de eerste Indische was afgewerkt, en zo deed ook bij haar het stockholmsyndroom zijn werk.

Moenen en ik deden nog regelmatig aan wurgseks, ik denk er nog steeds aan, met weemoed en verlangen. Ik vermoed dat het toch een keer fout is gegaan, want het laatste dat ik me herinner van Moenen is dat ik tijdens de seks buiten westen raakte. Ik denk dat Moenen mij daarna ook heeft geslacht, en dat ze mij met zijn allen hebben opgegeten. En misschien hebben ze mijn hoofd op de tafel gezet. Omdat de restjes in dat geval verbrand zijn, eindigde ik dus gedeeltelijk als heks op de brandstapel.

Ik vind het erg jammer dat ik niet weet hoe het met Moenen, de slaafjes en het zwaard is afgelopen, want daar ben ik niet meer bij geweest. En als ik me nu braaf had gedragen in mijn vorige leven was ik misschien gereïncarneerd als koningsdochter. Maar als slavenhoudster heb ik me zo liederlijk gedragen dat ik ben teruggekomen als wat ik nu ben: poephoer.”

Dat was voor ons het signaal om haar als blijk van waardering languit op de grond te leggen en een voor een boven haar te hurken: ik boven haar hals, de goudbruine Begonia tussen haar tieten, Caspar boven haar navel, de sproetige Calluna op haar pas schoongeschoren kutbult en tenslotte produceerde de zwarte Melchior een lange drol die hij over haar dijbenen drapeerde.

“Als je je nu als een eerlijke, gewetensvolle poephoer gedraagt, word je de volgende keer vast wel weer een koningsdochter,” zei Bella. “Zo niet, dan eindig je als vleesvarken. Ik zie je al voor me als zeug met twaalf biggen,” en ze vond dat idee zo lachwekkend dat ze haar pis liet lopen.

Loading

Nog geen reacties, reageer hieronder!


Reactie toevoegen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *